Het sprookje van de onvindbare wolven
- lars Plooyer
- 26 nov
- 3 minuten om te lezen
Er was eens, diep in het uitgestrekte Rijk der Lage Landen, een schitterend woud dat Den Treek werd genoemd. Het was een plaats waar zachte zonnestralen door hoge dennenboomtoppen dansten en waar bosdieren fluisterden met de wind. Maar in dit vredige rijk leefden ook twee bijzondere wolven: Bram, de wolf met de grote kop, en Hubertus, de snelle schaduw van de Hoge Veluwe.
Hoewel de meeste wolven in het Rijk schuw waren, gedroegen Bram en Hubertus zich anders. Ze kwamen te dichtbij de dorpelingen en brachten soms schade toe. Daardoor noemden de mensen hen probleemwolven, ook al begrepen de dieren zelf niet waarom alle tweevoeters zo overstuur waren.
De raad van provincies
De Raad van Provincies – wijze heren en vrouwen van Utrecht en Gelderland – kwam bijeen in een kasteelzaal verlicht door gouden kandelaars. Ze spraken lang en intensief, tot ze besloten dat er speciale jagers op pad moesten gaan. Niet zomaar jagers, maar uitverkorenen, geselecteerd om de wolven te volgen en te vangen.
Maar o, de regels van het Rijk waren streng.
De jagers mochten alleen in een afgebakend gebied jagen.
Ze mochten niet lokken.
Ze mochten alleen overdag schaduwen volgen.
En bovenal: niemand mocht hen zien.

“Hoe moeten we ooit stil, ongezien én met lege handen op pad?” zuchtten de jagers.
De wolvenwachters
Toch waren de jagers niet alleen in het bos. Want tussen de bomen zwierven de wolvenwachters – bewoners die zichzelf tot beschermers van de wolven hadden uitgeroepen. Ze bewandelden de paden met stille voet, en altijd precies wanneer de jagers zich schuilhielden.
“Wij waken slechts over het woud,” fluisterden ze.
Maar in de praktijk zorgde hun aanwezigheid ervoor dat de jagers niets konden ondernemen: want zodra iemand hen zag, golden de magische regels, en moest de jacht worden gestaakt.
Tijd dringt
En terwijl de herfstbladeren vielen, werden de dagen korter. De zon scheen maar kort over Den Treek en de Hoge Veluwe. Tijd – de grootste tovenaar van allemaal – tikte genadeloos door.
De vergunning die de jagers hadden ontvangen, een perkament dat hen de jacht toestond, zou verdwijnen bij het slaan van de klok op 1 januari 2026
Maar hoe langer het duurde, hoe slimmer de wolven leken te worden.
Want wolven leren van elkaar… en Bram had inmiddels een hele roedel achter zich verzameld.
En waar veel wolven lopen, is het moeilijk om de juiste te vinden. Eén verkeerde schaduw, en het sprookje zou een tragedie worden.
De onuitvoerbare opdracht
Laurens, de Directeur der Jagers – een man met scherpe ogen en een hart vol zorgen – sprak op een dag tot de verslaggeefster Maaike:
“De opdracht is onmogelijk,” zei hij.
“Er zijn te veel regels. Te veel ogen in het bos. Te veel schaduwen die ons volgen.”
De jagers dwaalden door het woud, maar telkens als ze dachten Bram of Hubertus te zien, verscheen er een wandelaar, een Wolvenwachter, een nieuwsgierige reiziger… en moest de jacht opnieuw worden gestaakt.
De stemmen van het volk
Sommige mensen riepen dat de wolven met rust gelaten moesten worden.
Anderen vonden dat het woud moest worden afgesloten zodra er jonge welpjes waren.
Juridische Heksen en Tovenaars – ook wel rechters genoemd – wierpen spreuken op de vergunningen om te beoordelen of ze standhielden.
En zo werd het hele Rijk verdeeld:
• tussen beschermers en jagers,
• tussen veiligheid en vrijheid,
• tussen mens en natuur.
Het nog onbekende einde
De jagers bleven zoeken.
De wolven bleven zwerven.
De wachters bleven wandelen.
En de tijd bleef tikken…
Of Bram en Hubertus zouden worden gevangen, wist niemand.
Het was een sprookje zonder einde – nog.
Maar één ding wist iedereen in het Rijk der Lage Landen zeker:
In deze bossen was niets zo eenvoudig als het leek.




Opmerkingen