top of page

“Bram en de welpen in het verborgen paradijs”

  • lars Plooyer
  • 10 sep
  • 2 minuten om te lezen

Op 25 juli 2025 werd de stilte van het oude territorium van Wolf Bram verscheurd. Onzichtbare gevaren — fluisterend als schaduwen tussen de bomen — dwongen hem en zijn drie jonge welpen hun thuis te verlaten. Bram wist: als hij niet vertrok, zouden de jagende dreigingen hun kleine roedel vinden. En dus begon hun vlucht, door bossen die kraakten van spanning en velden die naar rook roken.


De maan stond hoog die nacht. Uit het zilveren water van de Maanmeren rees Mirel, met haar haren glanzend als lichtstralen. Ze zong, en de wind droeg haar lied over de bossen. Haar stem heelde de vermoeide pootjes van de welpen en schonk Bram nieuwe kracht. “Ga naar het Vogelwater,” zong ze, “want daar wacht een schuilplaats die alleen zuiver hart en moed kan vinden.”


Onderweg werden ze gadegeslagen door Kreukel de Paddenstoelprater. Zijn hoed glom vochtig in het maanlicht, en hij luisterde via de wortels van het bos. “De dreiging is nog dichtbij,” fluisterde hij, “maar ik zal jullie pad verbergen. Niemand die kwaadaardig zoekt, zal jullie sporen kunnen vinden.” Hij tikte met zijn stok tegen een oude paddenstoel, en plotseling verdween hun geurspoor alsof het nooit bestaan had.


ree

Maar de grens tussen het oude en het nieuwe rijk lag niet open. Daar, waar dromen en werkelijkheid in elkaar vloeiden, stond Vixela de Schaduwvos. Haar ogen fonkelden als sterren, en in haar blik zag Bram flarden van verleden en toekomst. “Drie vragen,” sprak ze in raadsels, “en slechts wie luistert met het hart, kan verder gaan.”

Bram luisterde, en met zijn instinct vond hij de juiste antwoorden. Vixela knikte en sloeg haar staart om de roedel. In een ogenblik waren ze door de sluier heen.

En toen stonden ze daar: in een schitterend, bijna onvindbaar land. Het Vogelwater glinsterde als vloeibaar kristal. De lucht rook naar vrijheid en het lied van onbekende vogels vulde de ruimte. Het was een plek die alleen bestond voor wie puur van hart was.


Daar zouden Bram en zijn welpen veilig zijn. Want ieder die hen wilde vinden met slechte bedoelingen, zou verdwalen in mist en stilte. En wie er toch in slaagde binnen te treden, werd door Vixela begroet — en bij het verlaten zou hij alles vergeten: de weg, het water, en zelfs de glans van de wonderlijke plek.

Zo begon voor Wolf Bram en zijn welpen een nieuw leven, beschermd door Mirels lied, Kreukels fluisteringen, en Vixela’s raadsels. Een leven in een verborgen paradijs dat enkel de zuiverste zielen ooit zouden mogen betreden.



Opmerkingen


bottom of page