“Bram en de verborgen vallei”
- lars Plooyer
- 15 sep
- 2 minuten om te lezen
Het sprookje van Bram de wolf en zijn drie welpen
Hoewel de jagers een afschotvergunning hadden gekregen, liet Bram, de machtige wolf van het donkere woud, zich niet zomaar verslaan. Met zijn drie speelse welpen vluchtte hij diezelfde nacht, toen de maan hoog en zilver glansde. Hij leidde hen stil door de schaduwen, langs rivieren die zongen en heuvels die hun geheimen fluisterden.
In zijn eigen territorium, waar hij ooit heer en meester was, durfde hij niet langer te blijven. De jagers struinden door de struiken, hun voetstappen zwaar en hun ogen scherp. Maar Bram kende het woud beter dan wie ook: de verborgen paden, de holle bomen die als poorten naar andere werelden leken, en de grotten waar de echo’s oude verhalen vertelden.
De welpen vroegen fluisterend:
"Papa, waarheen gaan we?"
Bram keek naar de sterren, die fonkelden alsof ze hem de weg wezen.
"Naar een plaats waar geen mens ons kwaad kan doen," zei hij.
En zo begon hun tocht door een wereld vol magie: een uil die hen raad gaf, een beek die veranderde in een zilveren brug, en een oude vos die vertelde dat er diep in het noorden een Verborgen Vallei lag, waar wolven veilig konden leven.

Toch voelden de jagers hun spoor en de jacht werd spannender met iedere nacht. Soms klonk in de verte het geblaf van honden, soms weerkaatste een geweerschot door de bomen. Maar telkens weer wist Bram een uitweg te vinden, want het woud zelf leek zich tegen de jagers te keren: wortels die hen lieten struikelen, mist die hun zicht belemmerde, en raven die hen misleidend vooruit leidden.
En zo wordt nog steeds verteld dat Bram en zijn drie welpen ergens daarbuiten rondzwerven, onderweg naar de Verborgen Vallei. Niemand weet waar precies – maar soms, als de wind huilt door de bomen, klinkt het als de roep van een wolf die zegt:


Opmerkingen