Tussen schaduw en licht: mijn redding in Den Treek.
- lars Plooyer
- 5 dagen geleden
- 3 minuten om te lezen
Vanmiddag maakte ik een lange wandeling door het koude, verstilde Den Treek. De winter hing zwaar tussen de dennen; de lucht rook naar ijs en stilte. Mijn stappen klonken gedempt op het bevroren zandpad, en ik dacht dat ik alleen was—alleen met mijn gedachten, die rond dwaalden als uitgewaaide sneeuwvlokken.
Maar Den Treek is nooit stil voor wie écht luistert.
Dieper in het bos voelde ik het eerst als een tinteling, ergens in mijn buik: een aanwezigheid. Iets dat me volgde… of iets dat me verwachtte. Pas later begreep ik dat de leden van Woudgefluister mij allang hadden gezien.
Liora de Lantaarnfee fladderde tussen de varens. Haar licht was een zachte, warme tinteling die ik eerst aan het lage winterzonnetje toeschreef.
Mirel van de Maanmeren liet het wazige licht van de grijze hemel glinsteren over plassen en vochtige bladeren. Waar zij voorbijging, leek de wereld even te ademen.
Vixela de Schaduwvos volgde me geruisloos. Soms zag ik een oranje vlek net buiten mijn zicht, een schaduw die nooit helemaal bij de rest van het bos paste.
De Kraaienwachter cirkelde boven me, luidruchtiger dan normaal. Alsof hij wilde waarschuwen.
Bram Wortel de Boomhoeder stond als een levende eik langs het pad. Ik knikte naar hem zonder te weten waarom en ineens knikte hij heel subtiel terug. Het bos keek.
Kreukel de Paddenstoelenprater scharrelde tussen het blad, fluisterend tegen de kleine zwammen die met hem mee leken te trillen. Zijn stem was onrustig, gespannen.
Over het mos streek Lysandra Mergeldauw, haar adem een waas van koude dauw.
Maar zelfs zij, die normaal zo kalm is, leek haast te maken.
Er hing iets in de lucht. Een spanning die ik niet kon plaatsen.
Ik liep door, maar plotseling brak er rechts van het pad een tak. Hard. Te hard voor een ree of een vos. Mijn hart sloeg een slag over. De stilte die volgde was onnatuurlijk. Zwaar. Wachtend.
Toen klonk het gegrom.
Laag, diep, en te dichtbij.
Ik bevroor. Er kwam beweging tussen de struiken—aarzeling, schuifelende poten. Mijn adem stokte. Iets… of iemand… had me in de gaten.
Ik had geen tijd om bang te worden. Want nog voordat het wezen uit de schaduwen kon stappen, voelde ik hoe het bos achter mij tot leven kwam.
Twee grote schimmen doken uit de schemering:
wolf Bram en wolvin Eva.
Hun vachten glansden zilvergrijs in het laatste licht. Bram ging voor me staan, breed poten uit elkaar, borst vooruit. Eva cirkelde om me heen, laag grommend, beschermend. En achter hen…
Drie kleine schimmen: hun drie welpen. Niet meer dan nieuwsgierige pluizenbollen, maar moedig, met opgestoken staartjes en fonkelende ogen.
Ik wist meteen: dit was geen aanval.
Dit was een redding.

Uit de struiken kwam het wezen tevoorschijn dat mij had bespied—een uitgemergeld wild zwijn, opgejaagd en onvoorspelbaar, met schuim rond zijn bek en paniek in zijn ogen. Het had me waarschijnlijk allang geroken en was te nerveus om terug te deinzen.
Maar Bram was sneller.
Met een daverende grom zette hij zich schrap. Eva sprong schuin opzij, precies tussen mij en het zwijn in. De welpen hielden zich verbazingwekkend stil, als kleine schaduwen in het mos.
Het zwijn aarzelde, snoof, stampte… maar de wolvenfamilie was te indrukwekkend, te eensgezind. Langzaam, met onrustige rukken van zijn kop, trok het dier zich terug in de duisternis van de struiken.
Pas toen voelde ik mijn benen trillen.
Bram keek me aan. Niet als een wild dier, maar als een beschermer. Eva kwam dichterbij en tikte haar neus even tegen mijn hand. De welpen piepten zacht, alsof ze wilden zeggen: Je bent veilig. Je hoort hier.
En toen gebeurde iets wonderlijks:
het hele bos leek opgelucht uit te ademen.
Liora’s licht werd warmer.
Mirel liet een laatste rimpel van licht dansen over de bladeren.
Vixela dook tevoorschijn en knikte goedkeurend.
De Kraaienwachter vloog een hoge cirkel van rust.
Bram Wortel boog zacht zijn takken in de wind.
Kreukel jubelde tegen zijn zwammen.
Lysandra liet een glans van dankbare dauw achter.
Ik glimlachte, trilde nog een beetje… maar voelde me gedragen door iets groters dan mezelf.
Toen ik uiteindelijk de open plek bereikte, keek ik achterom.
De wolvenfamilie stond daar nog even, in de schemering.
Bram. Eva. Drie welpen die onrustig tegen elkaar opdoken.
Ze stuurden me geen woorden.
Maar ik begreep hun boodschap toch:
Je was vandaag niet alleen.
En je zult het nooit zijn in Den Treek.

Opmerkingen